vrijdag 16 oktober 2020

Hebben we in 2050 nog voldoende te eten?

 Stel je ben nu veertig, dan ben je in 2050 ongeveer even oud als ik nu. We leven nu wel in een turbulente tijd, maar in principe heb ik een goed leven. Hoef me geen zorgen te maken of morgen de verwarming nog brandt en of de schappen in de supermarkt nog gevuld zijn. Maar of dat ook voor jou geldt als je zeventig bent, is nog zeer de vraag. Als we doorgaan met de huidige schaal van bevolkingsgroei en consumptiepatronen is het vrijwel zeker, dat Moeder Aarde de mensen niet meer kan voeden. En waarschijnlijk heel veel andere diersoorten ook niet meer, die zullen dan al uitgestorven zijn.

Foto: Pixabay - Love the Earth

Dit is een doemscenario waar een groep wetenschappers geen genoegen mee nam en zij onderzochten hoe de de aarde over dertig jaar toch in staat kan zijn de soort mens van voldoende 'resources' te voorzien. En het kan, maar vereist ingrijpende veranderingen in levensstijl, technologie, economie en politiek. 

Als de wereldbevolking in het huidige tempo blijft doorgroeien lopen er in 2050 zo'n 10 miljard mensen over de aardbol. Als we al die mensen duurzaam zouden moeten voeden op de manier zoals dat anno 2020 gebeurt, dan hebben we aan één aarde niet genoeg.
En zal er voldoende energie beschikbaar zijn? Met de momenteel bekende energiebronnen gaat dat dus echt niet lukken. Met de groei van de bevolking en toenemende welvaart groeit die uit tot extreme proporties.

De ecologische grenzen van de planeet aarde liggen vast. 

Waar kan het fout gaan? Bij voorbeeld met de beschikbaarheid van zoet water. Maar ook de beschikbare grond voor voedselproductie. En de biodiversiteit krijgt klappen. De momenteel bekende energiebronnen zullen onvoldoende blijken. Tenminste als we op dezelfde manier voedsel en energie blijven produceren en verkwisten.

Zo kan in heel veel landen het energieverbruik met 95% worden teruggeschroefd om toch een redelijke levensstandaard te handhaven. Dat is misschien minder luxueus dan we nu gewend zijn, maar voldoende om comfortabel te leven.
Verspilling van zoet water, energie en voedsel zorgt voor een te grote ecologische voetafdruk. Neem de Verenigde Staten, daar is het gemiddelde energieverbruik per persoon ongeveer 200 Gigajoules per jaar. Voor een redelijke levensstandaard is 16,1 Gigajoules ruimschoots voldoende. Als je dan ook nog bedenkt dat 40% van de Amerikanen in armoede leeft, dan blijkt dat eerlijke verdeling van de beschikbare resources ook een punt van aandacht is.

De ecologische grenzen van de planeet aarde liggen vast. Wat we ook bedenken om in de toekomst de wereldbevolking te onderhouden, het moet allemaal uit die beperkte bronnen komen. Als we kijken naar het consumptiepatroon van de jaren '60 zouden we daarin een goed model kunnen vinden voor 2050. Toen was dat geschikt voor 3 miljard mensen. Maar door innovaties op het gebied van landbouw en energie zal dat ook 10 miljard mensen moeten kunnen voeden. Voorwaarde is wel, dat er minder verspild wordt en dat welvaart eerlijker verdeeld wordt, en dat vergt politieke keuzes. We zullen ook drastisch minder vlees moeten consumeren.

Tegelijk  zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd dat de huidige (traditionele) landbouwmethoden de bodemstructuur vernietigen en dat in die sector het roer radicaal om moet. De bodem moet weer gaan leven, zodat planten zich optimaal kunnen ontwikkelen. Dat leidt tot gezondere gewassen, met hogere voedingswaarde voor mensen en (boerderij)dieren. De opbrengsten zullen mogelijk iets lager uitvallen, maar de kwaliteit is beter en de boer heeft lagere kosten. Tezamen met minder verspilling kan de voedselzekerheid ook in de toekomst gewaarborgd blijven.

Het allerbeste zou zijn als we uiteindelijk met minder mensen de aardbol bewonen. Ook dat is een realistisch scenario, want moeder aarde weert zich nu al tegen ons onverantwoord gedrag. Bijvoorbeeld door besmettelijke ziekten van dieren (in de knel) op mensen over te laten gaat (zoönose) en die tot pandemie laten uitgroeien. Dat laatste doen we zelf, daar hoeft Moeder Aarde geen moeite voor te doen.

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.

donderdag 3 september 2020

Meer ozon in de troposfeer is een probleem voor het klimaat

 Om te beginnen, ozon heeft zowel goede als slechte eigenschappen. Het ligt er maar aan waar dit gas zich ophoudt. En we weten al langer dat ozon niet gelijkmatig over de wereld verdeeld is. Op het zuidelijk halfrond is er een tekort, wat we kennen als het 'ozongat'.  Dit tekort zien we in de stratosfeer, waar ozon de aarde beschermt tegen schadelijke UV-straling. Op het noordelijk halfrond kennen we dit tekort niet. Dit komt door de hoge stikstofproductie door de industrie en landbouw. Het deel ozon dat opstijgt naar de stratosfeer vormt een schild tegen schadelijke UV-straling. Dat is goed nieuws.

Ozon laag. foto Pixabay
Het slechte nieuws is dat het ozongehalte in de troposfeer, tot 15 kilometer hoogte, flink is toegenomen. Op die hoogte gedraagt ozon zich als een broeikasgas, wat de opwarming van de aarde bevordert. En daar wringt het.

Luchtvervuiler
In de lagere luchtlagen is ozon ook een vervuilend gas dat we inademen en zich gedraagt als een agressieve vorm van zuurstof. In ons lichaam heeft dat een toename van oxidatieschade tot gevolg. Ozon in de lagere luchtlagen is dus een vervuiler die onze gezondheid bedreigt.

Wat kunnen we doen om dit te verminderen? Dat is niet zo eenvoudig. Ozon in de schil om de aarde houdt zich niet aan grenzen. Wel blijkt dat de concentraties op het noordelijk halfrond toenemen. Om de ozonproductie tegen te gaan zijn dus internationale afspraken nodig, maar ook internationale instellingen voor controle en handhaving. Het komt er vooral op neer dat de productie van stikstoffen verminderd moet worden. Dit is de belangrijkste bron van ozonvorming in de lagere luchtlagen. En op dat gebied bestaat nogal wat meningsverschil, niet alleen tussen landen, maar vooral ook tussen de stikstof producerende sectoren en de rest van de samenleving.

Ook het ozonprobleem onderstreept nog eens hoever de schadelijke invloed van teveel stikstof reikt. De overheden zullen op dit gebied snel met goede reglementen moeten komen. In onderling overleg met andere landen. Bovendien zal handhaving een belangrijk onderdeel moeten zijn. Aan goede afspraken waar de helft zich niet aan houdt levert geen verbetering op. En volksgezondheid en klimaatverandering zijn toch echt issues die alle aandacht verdienen. 

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.

vrijdag 5 juni 2020

Waarom is rijke biodiversiteit belangrijk?

Bij het woord biodiversiteit denken velen terecht aan de verzameling dieren en planten op onze planeet. Gemakshalve vergeten we dan vaak ook de mensen daarbij te voegen. Dat is een fundamentele denkfout, want de mens staat niet boven de natuur, maar is er een onderdeel van. Wat op het gebied van biodiversiteit gebeurt, treft ook de mensen, direct of indirect. Uiteindelijk is alles met alles verbonden als een toren van blokken. Haal je  er een paar uit of legt ze verkeerd, dan wordt de toren instabiel en zal uiteindelijk omvallen. Zie de mens als één zo'n blokje in de toren. Als de toren instort ligt ook de 'mensen-blokje' eruit. Of zoals bij de dominostenen, de 'mensen-steen' valt ook om.
Blokken van biodiversiteit
Pict: Pixabay

De verscheidenheid van het leven op aarde is niet alleen mooi, maar ook noodzakelijk voor het natuurlijke evenwicht. Of het nu gaat om bacteriën en virussen of om olifanten en mensen, het hangt allemaal met elkaar samen. Elk organisme heeft een rol in het lokale ecosysteem en dat heeft weer een rol in het wereldwijde systeem. 
Om de menselijke cultuur in stand te kunnen houden moeten we dus zuinig zijn op de biodiversiteit.

Zo kunnen we muggen als hinderlijke steekbeesten ervaren, die we liefst meteen willen uitroeien. Maar die muggen zijn een voedselbron voor andere organismen, die een rol spelen in de voedselketen, die het mogelijk maakt dat de schappen in uw supermarkt gevuld zijn. Ja, die muggen zijn lastig en tegelijk onmisbaar in het ecosysteem.

De groene ecosystemen van de Amazone zorgen voor ongeveer 25% van onze mondiale zuurstofbehoefte. En door ontbossing neemt dat percentage snel af. In ongeveer 50% van onze zuurstof behoefte wordt voorzien door fytoplankton in de oceanen. En ook dat ecosysteem wordt bedreigd door invloed van de mens. Dat is een benauwend vooruitzicht.

Om de menselijke cultuur in stand te kunnen houden
moeten we zuinig zijn op de biodiversiteit.

Volgens de meest gangbare schattingen zouden er 10 miljoen soorten op aarde leven, waarvan inmiddels 2 miljoen beschreven zijn. Jaarlijks ontdekken wetenschappers nog ongeveer 20.000 nieuwe soorten. De meeste ontdekkingen betreft ongewervelde dieren (b.v. insecten) en planten. Daarnaast wordt ook de lijst van reptielen en vissen geregeld aangevuld.

Ecosysteemdiensten
Al die planten, dieren en micro-organismen leveren ecosysteemdiensten waarvan onze leefomgeving, tot en met het mondiale  ecosysteem afhankelijk zijn. Bladgroen bevattende organismen produceren zuurstof. Vliegende insecten bevruchten gewassen, waaronder ook veel voor mensen belangrijke voedingsgewassen. Schimmels maken de groei van planten mogelijk. Planten vormen de bron voor voedsel voor mensen, dieren en micro-organismen. Maar planten, vooral bomen, maken de planeet ook leefbaar doordat ze luchtvochtigheid en temperatuur regelen. 
Bomen verminderen het risico op aardverschuivingen en wateroverlast. Bomen, de mangrove bossen, beschermen kusten tegen tsunami's. Dode planten en dieren vormen voedsel voor dieren en micro-organismen, die op hun beurt vaak weer voedsel zijn voor planten (als bodemverrijking) en voor (roof)dieren. Bomen leveren bouwmateriaal voor gebouwen en gebruiksvoorwerpen. Bomen filteren ongewenste gassen uit de lucht. Bossen en parken zijn een belangrijk onderdeel van onze recreatie. Zo'n 30% van de vakantiegangers kiest voor een vakantie in een natuurlijke omgeving. 
Gezonde landbouwgrond bestaat bij gratie van bodemschimmels en (ongewervelde) dieren in de bodem, die zorgen voor luchtige bodemstructuur en de noodzakelijke bouwstoffen. 
Planten en incidenteel ook dieren leveren de grondstoffen voor medicijnen. Planten geven ons gemoedsrust en werken zo stress reducerend. Alleen door hun aanwezigheid helpen ze gezondheid te bevorderen.

Keerzijde
Er is ook een keerzijde aan deze ecosysteemdiensten. Die duikt op als we het natuurlijk evenwicht verstoren. Dan kan een ecosysteemdienst voor het ene organisme een bedreiging voor het andere vormen. Landbouwgrond wordt minder vruchtbaar door verkeerd gebruik van chemische middelen, waardoor het bodemleven verdwijnt. Gewassen leveren minder voedsel doordat er minder vliegende insecten zijn. Virussen springen van dieren over op mensen doordat mensen de wilde natuur verstoren en ongecontroleerd exploiteren, soms met een pandemie als gevolg. Dat kan de wereldeconomie ernstig schaden.

Economie
De natuur heeft ook economische waarde, mits we gezonde ecosystemen in stand weten te houden. Zo kunnen we vruchten plukken van vitale land- en tuinbouwgrond. Als de bodem gezond is heeft de boer minder chemische hulpmiddelen nodig en verdient netto meer aan zijn bedrijf. Natuur trekt toeristen, een van de grootste industrietakken op aarde. Gezonde oceanen leveren vissen en blijven dat tot in lengte van dagen doen, zodat een hele industrie kan voortbestaan en duurzaam 'seefood' kan leveren. Bomen in en om steden houden de lucht zuiver en koel, zodat er minder mensen ziek worden. Dat bevordert arbeidsproductiviteit en vermindert zorgkosten. Met voldoende bomen op de juiste plekken voorkom je rampen als aardverschuivingen en overstromingen, waardoor het geld aan voeding, groei en ontwikkeling besteed kan worden.

Dat alles werkt alleen als mensen zich weten te matigen en het natuurlijk evenwicht niet verstoren. Een duurzame samenleving vraagt om een evenwichtige biodiversiteit. Elke poging om voor snelle winst meer uit de natuur te halen dan deze op de lange termijn kan leveren verstoort dat evenwicht. Dan zal moeder aarde zelf ingrijpen en het evenwicht herstellen, en de natuur kent daarbij geen compassie of emotie. Voor moeder natuur speelt de mens een ondergeschikte rol.

Slecht nieuws: geen van de wereldwijde biodiversiteitsdoelstellingen in gehaald.

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.

donderdag 14 mei 2020

Stikstof, daar groeien bomen toch van?

Om te groeien hebben planten (dus ook bomen) een paar zaken nodig: water, CO2, licht, stikstoffen en zuurstof. Maar dan wel in de juiste hoeveelheden. Teveel water - de wortels rotten weg. Teveel CO2 - na extra groei wordt overschot genegeerd. Teveel licht - kan leiden tot droogte/uitdroging. Teveel stikstoffen - de plant gebruikt wat nodig is en slaat de rest als afval op. Dit laatste is slecht voor de plant, slecht voor de dieren die ervan eten, slecht voor de bodemschimmels. Kortom, door een overschot aan stikstoffen vergiftigt de boom niet alleen zichzelf, maar ook het hele ecosysteem dat hiervan afhankelijk is. Dit heeft onder andere geleid tot de massale sterfte van zomereiken in de bossen. Wat is hier aan de hand?
Foto: Pixabay

Door een overschot aan stikstofoxides in de natuur gaan grassen harder groeien. Dit heeft ook gevolgen voor de dieren, met name vogels, die hun voedsel op de bodem zoeken. Maar het verandert ook de fysiologie van bomen. Aangezien je het niet kunt zien krijgt het ook te weinig aandacht.

Eiwitten
Bomen gebruiken stikstof voor het opbouwen van eiwitten. Dit proces heet stikstofassimilatie. Deze eiwitten zijn vooral enzymen. Die zijn nodig voor vrijwel alle leef- of groeiprocessen van de bomen. Onder andere voor de fotosynthese en het afweersysteem. Een toename van stikstoffen zal in eerste instantie leiden tot hogere eiwitproductie en betere groei. Maar hieraan is een grens, de stikstoflimitatie genoemd. Als die grens gepasseerd wordt ontstaat er een probleem met de hulpstoffen die voor de productie van aminozuren (waaruit eiwitten worden samengesteld) . Het probleem wordt nog erger als door verzuring die hulpstoffen worden weggespoeld tot buiten het bereik van de wortels. Of als die hulpstoffen in een slecht verterende strooisel laag blijft zitten. Een van de belangrijkste hulpstoffen is mangaan. Als hieraan een gebrek is verlopen de stikstofassimilatie processen niet meer volgens plan. In de boom hopen zich allerlei tussenproducten op. Een deel daarvan zijn vrije aminozuren die extra stikstof bevatten en door de boom gebruikt worden om stikstoffen tijdelijk op te slaan of te transporteren. Door het gebrek aan mangaan wordt de stikstofassimilatie niet tijdig geremd. De productie van vrije aminozuren neemt toe en dat vertraagt de groei. De boom moet nu toch ergens heen met dat overschot aan stikstofhoudende aminozuren. Het zal dan bijvoorbeeld in de celwand van de boom worden ingebouwd. Dit maakt de boom echter minder weerbaar tegen schadelijke schimmels en insectenvraat.

De mens is er een meester in om dat evenwicht te verstoren.

De meeste dieren, zoals insecten, die van de boom eten hebben echter een probleem met het verteren van dit materiaal. Ze zullen daarom verhongeren.  Een stikstofoverschot leidt dus indirect ook tot afname van het insectenbestand. Er zijn wel uitzonderingen, zoals de bladluis. Die is gewend om met dit soort plantensappen (met extra stikstofhoudende aminozuren) om te gaan. Of beter, hun darmbacteriën zijn daar goed in.

Andere insecten kiezen bewust voor dit met extra stikstof verrijkte groen. Zij hebben dat tenslotte  nodig voor hun groei. Maar de onbalans aan aminozuren is voor deze dieren onverteerbaar. Zij kunnen er niet de voor hun groei noodzakelijk eiwitten van maken. En als zij hiervan teveel eten zullen ze sterven door gebrek aan essentiële voedingsstoffen.

Voedselketen
Insecten die van dit ongebalanceerde plantmateriaal eten hebben een lagere voedingswaarde voor dieren die hiervan leven, bijvoorbeeld vogels. En dat werkt door naar de hogere lagen van de voedselketen, zoals roofvogels. Hun vitaliteit neemt af door gebrek aan essentiële voedingsstoffen.

Als limiterende stoffen zoals mangaan geen rem op de stikstofassimilatie zetten (of te laat) zullen de bomen overtollig stikstof als een mix van vrije aminozuren opslaan in hun celwand en daarmee vergiftigen zij het ecosysteem dat van die boom leeft. In de natuur hangt alles met elkaar samen en de mens is er een meester in om dat evenwicht te verstoren.

zie ook een oproep van het WNF.

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.

zaterdag 2 mei 2020

Wat je niet ziet, is er ook niet

Herken je dit? Er overkomt je iets engs en in een reflex houd je de handen voor de ogen. Wat je niet ziet, is er niet. Dat lijkt een vaste formule van ons brein te zijn. En bomen hebben daar last van. Nee, niet dat bomen iets vergelijkbaars doen, ze nemen hun omgeving juist heel goed waar. Bomen hebben er last van dat wij mensen zo in elkaar steken. Want bomen hebben een onzichtbaar deel, dat zeer belangrijk voor ze is, maar voor ons mensen lijkt dat niet te bestaan. We hebben het over wortels.
Afbeelding: Pixabay

Grofweg is de omvang van de wortels ongeveer gelijk aan de omvang van de kroon. En anders dan sommige mensen denken, gaan wortels vaak niet dieper dan ongeveer 1 meter. De bovenrand van de wortels van de meeste boomsoorten liggen zelfs dicht onder het oppervlak. Tja, als er dan een paar centimeter aarde op ligt zijn ze onzichtbaar - dus worden ze vergeten. Dat kan vervelend zijn als groenwerkers het onkruid onder een boom wegschoffelen. Ze raken ongewild de boomwortels en beschadigen die. Zo krijgen kwaadaardige micro-organismen, zoals parasiterende schimmels toegang tot het levende systeem van de boom. Zo krijgen beuken vaak last van de reuzenzwam, die zich in de wortels nestelt en deze laat afsterven.

Wortels zijn voor bomen erg belangrijk. Ze verankeren de boom met dikke structuurwortels en de fijne wortels zorgen voor opname van water en mineralen. Bij die laatste functie worden de wortels vaak geholpen door bodemschimmels, de mycorrhitza. Deze schimmels maken stikstofhoudende voedingsstoffen los uit de bodem en ruilen die met de boom voor suikers. De suikers zijn het product van de fotosynthese, die in de bladeren plaatsvindt. Het water met mineralen wordt via de stam en de takken (middels speciale cellen in het xileem, de buitenste rand van het kernhout) naar de bladeren getransporteerd. Dat gebeurt door de aanzuigende kracht van verdamping in de bladeren. Water met koolhydraten gaat vanaf de bladeren via het floeem (de laag tussen de bast en het cambium) naar de wortels. Bomen kunnen koolstof met elkaar delen middels wortelknopen en via het netwerk van de mycorrhiza. Die wisselwerking is belangrijk, want die heeft direct gevolgen voor de vitaliteit van bomen die in groepen leven, zoals in parken en bossen. En hoe vitaler een boom is, hoe beter hij presteert met ecosysteemdiensten, zoals CO2 opname, zuurstofproductie, koelvermogen en luchtfiltering. Bovendien, een boom met een gezonde wortelstructuur waait niet zomaar om bij een storm.

In de natuur passen alle puzzelstukjes in elkaar.

Het netwerk van de mycorrhiza schimmels helpt ook bij de communicatie tussen bomen. Ze transporteren niet alleen koolstof van gezonde bomen naar zieke bomen, het netwerk geeft ook signalen tussen bomen door. Zo houden bomen elkaar op de hoogte van gevaar, zoals rupsen die aan de bladeren knabbelen. De bomen reageren daarop met de aanmaak van afweerstoffen en feromonen, die voor de communicatie dienen. Feromonen worden ook door roofinsecten begrepen en zo weten ze waar de tafel gedekt is. In de natuur passen alle puzzelstukjes in elkaar.

Boomwortels blijken zich aan te kunnen passen aan hun functie en groeiomstandigheden. Maar hoe bomen zich aanpassen verschilt per soort en dat vraagt om meer onderzoek. Wel is inmiddels duidelijk dat bomen die in voedselarme grond groeien meer haarwortels ontwikkelen of meer samenwerken met mycorrhiza schimmels. Ook verharde bodem en droogte hebben invloed op de ontwikkeling van de wortels. Als zulke aanpassingen ertoe leiden dat de wortels voldoende water en voedingsstoffen vinden blijft de boom vitaal. Als de wortels niet voldoende water en voeding vinden zal er minder in de wortelgroei worden geïnvesteerd en dat zie je uiteindelijk ook in de kroon. In de top beginnen takken uit te drogen.

Er wordt wel beweerd, dat wortels rioolbuizen en fundamenten van woningen beschadigen. Dat is maar ten dele waar. Wortels kiezen altijd voor de minste weerstand en groeien om obstakels heen. Maar als dat obstakel scheuren en barsten vertoont, kan een fijne haarwortel daar toch in doordringen. Wortels maken buizen en funderingen niet kapot, die waren al beschadigd en de wortelpunt raakt erin verdwaald.

In het bos is de wortelgroei grenzeloos. Maar in de stad kunnen bomen ook wel buiten hun grenzen groeien. Dat kan tot wortelopdruk leiden en dit levert soms gevaarlijke situaties op.  Als een boom de wortels opdrukt en het wegdek of trottoir beschadigt is duidelijk dat bij het planten van de boom verkeerde keuzes zijn gemaakt. Als je een boom plant weet je, of behoor je te weten dat de wortels ruimte nodig hebben. Ruimte om voor stevigheid te zorgen en om water en voedsel te vinden. Er zijn bedrijven die methodes hebben ontwikkeld om boomwortels binnen de grenzen te houden en hun groei naar beneden af te buigen. Op die manier kunnen bomen zich goed ontwikkelen, jarenlang vitaal blijven en zo voor een gezonde groene omgeving zorgen.
Dat is beter dan overlastgevende wortels af te zagen of kapot te frezen. Dat leidt alleen maar tot een vroegtijdige dood van de boom.

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.



maandag 16 maart 2020

Moeder natuur herstelt het evenwicht

De natuur streeft altijd naar een evenwichtige biodiversiteit. Monoculturen staan daardoor steeds onder druk van dat streven. Wij mensen gooien er dan een dosis technologie tegenaan om natuurlijke correcties tegen te gaan. Maar er zijn grenzen. En als die overschreden worden slaat moeder natuur  toe. Dan kent zij geen genade, noch compassie. Zeker niet met de veroorzaker van het probleem, en dat is veel te vaak de mens.
Foto: Pixabay

De mens heeft zich veel te lang boven de natuur gesteld. Want mensen zijn het evenbeeld van God en daarom eigenen wij ons het recht toe de natuur naar eigen goeddunken te exploiteren, uit te buiten. Maar mensen zijn niet zo slim als God of moeder natuur en bovendien erg egoïstisch. De mens speelt slechts een bescheiden rol in het mondiale ecosysteem.  Wij zijn slechts een klein onderdeel van een groter geheel. Toch doen we alsof we erboven staan.
We bejagen dieren tot er geen meer over zijn. Vissen de oceanen leeg. Ontbossen hele continenten. Dat heeft een economisch voordeel wat  uitroeiing alleen maar versterkt. De bejaagde dieren (en vissen) worden steeds schaarser en daarmee stijgt hun prijs. En die hogere prijs wakkert de hebzucht aan en stimuleert om door te gaan tot er niets meer over is. Ja, wie de laatste olifant geschoten en de laatste tonijn gevangen heeft wacht een dikke bonus en eeuwige roem. In elk geval in kringen van de stropers.

En nu zucht de (mensen)wereld onder het SARS CoVid-19 virus. Na ebola, SARS1, Zika etc. de zoveelste aanval op de mensenmassa. Ja, de massa. In dun bevolkte gebieden merk je er niet zoveel van. Is dit dan ook zo'n poging van moeder natuur om het evenwicht te herstellen? Of hebben de mensen het aan zichzelf te danken?

De enige manier om de kans op zulke epidemieën te verkleinen is de vrije natuur meer ruimte te geven en die ruimte te respecteren.

Het is waarschijnlijk beiden het geval. Deze ziekten slaan vooral toe op plaatsen waar veel mensen dicht bij elkaar leven. Waar mensen een biologische monocultuur vormen. Maar er is ook iets anders aan de hand. Wetenschappers waarschuwen al langer dat de druk die wij uitoefenen op de natuur tot zulke epidemieën zal leiden. De ziekten die ons treffen overleven in de vrije natuur onder dieren (en soms ook planten) die daar geen of weinig last van hebben. Nu mensen de vrije natuur steeds meer verstoren komen we vaker in aanraking met die ziekten. Meestal heeft dat weinig effect en blijven we verschoond van besmetting. Het virus springt niet zomaar over op andere soorten, zoals mensen. Maar soms volgt er een mutatie die dat overspringen wel mogelijk maakt. En hoe vaker mensen hiermee contact hebben, hoe groter de kans dat er mensen ziek worden en het vervolgens overdragen op andere mensen. Het begin van een epidemie. Het mogelijke begin van een pandemie.
Een recent onderzoek van Amerikaanse wetenschappers onderschrijft deze stelling: De processen die ertoe leiden dat wilde dieren hun virussen op mensen kunnen overdragen, zijn dus gelijk aan de processen die ertoe leiden dat veel van deze soorten momenteel in de knel zitten. Het is allemaal te herleiden naar het feit dat mensen een steeds grotere inbreuk maken op het leefgebied van dieren.

Zie ook een artikel van Wereld Natuur Fonds van 2 mei: https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=26113

Dat contact blijk vaak ook het gevolg te zijn van de consumptie van 'bush meat'. Dat is goedkoop en vaak in die culturen verweven. Zo blijken bepaalde vleermuissoorten de besmettingen te kunnen overdragen. (voor de duidelijkheid, Europese vleermuizen dragen zulke ziekten niet) De onhygiënische manier waarop deze dieren, in de open lucht op markten, geslacht en geconsumeerd worden vergroot de kans op besmetting. Dat was met de corona virussen zo en ook met ebola. Ongelofelijk dat recent op een markt in Indonesië nog vleermuizen en vleerhonden werden aangeboden. De plaatselijke overheid greep gelukkig snel in door deze dieren in beslag te nemen en de vernietigen. Maar hoeveel van deze dieren worden er onder de radar alsnog verkocht en geslacht? Het is dweilen met de kraan open.

Wetenschappers waarschuwen ervoor om zulke epidemieën en pandemieën te gebruiken om het belang van biodiversiteit aan te tonen. Natuurlijk hebben ze gelijk, dat de oorzaken van zulke uitbraken genuanceerder liggen. Maar het ligt in de aard van deze blog om toch (voorzichtig) in die richting te wijzen.

Even een steen in de vijver gooien. Is het een oplossing om massaal in grote steden te gaan wonen en ons af te sluiten van die bedreigende natuur?
Dat zou een normale menselijke reactie kunnen zijn. Maar we spannen daarmee het paard achter de wagen. Hiermee worden juist die ongewenste monoculturen van mensen vergroot en dat maakt mensen nog kwetsbaarder voor uitbraken van infectieziekten. Moeder natuur houdt niet van monoculturen. Zij streeft naar biodiversiteit. De soort die het evenwicht uit balans brengt is kandidaat voor corrigerende maatregelen, meestal een ziekte met dodelijke potentie.
De enige manier om de kans op zulke epidemieën te verkleinen is de vrije natuur meer ruimte te geven en die ruimte te respecteren. Dan gaat het ook beter met het klimaat. Maar zolang de wereldbevolking blijft toenemen is de kans klein dat de natuur wereldwijd weer op adem komt. Houd rekening met meer uitbraken zoals het huidige coronavirus.

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.

dinsdag 28 januari 2020

Krijgen we opnieuw een hete zomer?

De zomer van 2019 hoorde thuis in het rijtje van heetste zomers, ooit gemeten. Niet alleen de toenemende CO2 concentratie is hiervan de oorzaak, ook de windstromen zijn van invloed. Enkele dagen wind uit zuid tot oost zal de temperatuur flink doen stijgen. Zeker als de wereldwijde CO2 concentratie ook in de zuidelijke regionen voor extreem hoge temperaturen zorgt. De hoeveelheid koolstofdioxide moet omlaag om verder gaande opwarming af te remmen en de kans op extreem weer te verminderen. Alleen ziet het er niet naar uit dat dit al in 2020 gaat lukken. De grote bosbranden in Australië en Brazilië hebben ook voor ons nadelige gevolgen.

Onderzoekers verwachten dat we in mei 2020 met grote waarschijnlijkheid boven de 417ppm (deeltjes per miljoen) zullen uitkomen. Dat is erg hoog.
Op de grafiek hiernaast is goed weergegeven hoe de CO2 concentratie jaar op jaar toeneemt. Van een ombuiging is voorlopig nog geen sprake.

Alleen grootschalige vergroening kan voor een langdurige en duurzame ombuiging zorgen. Liefst door op grote schaal bomen aan te planten. En dit gebeurt al. Alleen niet (nog niet) in de gebieden waar door natuurbranden en ontbossing  dit het hardste nodig is. Extra aanplant van bomen vindt vooral plaats in de rijkere landen op het noordelijk halfrond. Hier stuiten we op echter op grenzen: er is niet voldoende ruimte om de benodigde bomen te planten en er is een tekort aan plantmateriaal. Bovendien is door verzuring (stikstofoxiden) op veel plaatsen de bodem ongeschikt: het bodemleven, schimmels en insecten, is op veel plaatsen met meer dan 75% achteruitgegaan.

CO2 reductie bij de bron is en blijft hoogste prioriteit.

Snel veel bomen planten is absoluut nodig. Zeker in de gebieden waar ze in korte tijd massaal verdwenen zijn. Dit vergt echter tijd. Er zal eerst voor voldoende plantmateriaal gezorgd moeten worden. Dat zal een paar jaar in beslag nemen. Dan werkt ook de droogte op die locaties tegen. Jongen bomen hebben (veel) water nodig om te overleven. En dan duurt het nog vele decennia voordat die bomen hetzelfde presteren als de bomen die nu verloren zijn gegaan. Wat doe je in de tussentijd, misschien wel 60 tot 80 jaar? En kun je over die periode de watervoorziening garanderen?
Dat kan best lastig zijn, want bossen kunnen de watertoevoer naar rivieren verminderen. Daar staat tegenover dat de verdamping door fotosynthese meer waterdamp in de atmosfeer brengt.
De universiteit van Cambridge heeft hier onderzoek naar gedaan.

Om snel, binnen één of enkele jaren, voldoende groen te kweken dat op grote schaal CO2 vastlegt kunt je toevlucht zoeken in snelgroeiende kruiden en grassen. Denk bijvoorbeeld aan gewassen als olifantengras en bamboe. De planten kunnen jaarlijks geoogst worden en leveren interessante biomassa op voor tal van duurzame toepassingen. Verbranden voor energieopwekking is echter de minst geschikte toepassing. Het CO2 komt dan binnen korte tijd weer in de atmosfeer en we willen de concentratie juist snel en effectief terugdringen.
Hier en daar een paar hectaren aanplanten heeft ook geen enkel effect. Dit moet echt op zeer grote schaal gebeuren.

Het zal duidelijk zijn, dat met alleen extra groen de wereld niet gered kan worden. Er zijn beperkingen in de vorm van tijd,  ruimtegebrek en droogte. We zullen het één moeten doen en het ander niet later. In andere woorden, CO2 reductie bij de bron is en blijft hoogste prioriteit. En technologie kan daar een handje bij helpen. En tegelijk op grote schaal de bossen herstellen.

Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op updates door rechtsboven je e-mailadres in te vullen.
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.