Waarom leven er geen dinosaurussen meer? Omdat er een moment kwam dat het ecosysteem waarin zij leefden, niet meer in staat was dino's te onderhouden. Veranderingen in het ecosysteem, zoals klimaat er één van is, veroorzaken migraties en extincties. Zo past de natuur zich aan.
Foto: Pixabay. Kolibrievlinder steeds minder zeldzaam. |
Ook op kleinere schaal zien we afwijkingen. In onze steden kunnen parkieten en papegaaien overleven. En sommige insectensoorten verlaten onze steden omdat het voor hun juist te warm wordt. Daar tegenover staan dan weer soorten die net als de parkieten het goed doen in de steden en op het platteland minder. Zo zou ook de gevaarlijke tijgermug op termijn in steden kunnen overleven. Dit is het gevolg van het hitte-eiland effect in stedelijk gebied. In de steden is het als gevolg van verharding en bebouwing gemiddeld een paar graden warmer dan buiten de bebouwde kom. Dit is ook de oorzaak van hitte-stress in warme zomers, die mensen ziek en improductief maakt.
Belangrijk is ook, dat er verbindingen tussen de groene oases van de steden bestaan.
Is dit erg? Wie graag ziet dat alles bij het oude blijft vindt dit erg. Een hang naar nostalgie. En toch...., als we naar mijn voorbeeld van de dinosaurussen kijken, dan zie je dat veranderingen in biodiversiteit helemaal niet zo erg hoeven te zijn. Enig nadeel: het aantal soorten blijft gestaag afnemen. De biodiversiteit verarmt wereldwijd.
Wat kun je doen om te zorgen dat planten en dieren niet zo snel de stad verlaten?
Daar komt het groen ons te hulp. Met meer groen in de steden kun je de gevolgen van hitte-stress enigszins beperken. Dat is goed voor het welzijn en de gezondheid van (kwetsbare) mensen, maar zorgt ook dat meer planten en dieren het uithouden. Belangrijk is ook, dat er verbindingen tussen de groene oases van de steden bestaan. Zo zijn dieren en planten niet op hun kleine plekje opgesloten. Ze kunnen zich beter verspreiden wat de kans op inteelt verkleint. Dat is vooral voor de fauna belangrijk. Sommige dieren hebben zo'n corridor ook nodig om zich veilig te kunnen verplaatsen en voedsel te vinden. Denk bijvoorbeeld aan vogels en vleermuizen.
Hier ligt een taak voor de gemeenten, die met het openbaar groen voor zulke verbindingen kunnen zorgen. Maar ook wij burgers kunnen de planten en dieren in onze steden helpen, door bloeiende en vrucht dragen planten in onze tuinen en op de balkons te zetten. Een gazonnetje is dus echt onvoldoende. Er zijn bomen, struiken en kruidachtige planten nodig. Liefst een diversiteit aan planten die over drie seizoenen bloeien, zodat met name bijen grotere overlevingskansen hebben. Nu gebied de eerlijkheid om hier te vermelden, dat bijen het juist in steden beter doen dan op het platteland. Dat komt doordat daar vooral monoculturen ontstaan, die de landbouw rendabel moeten maken. En als bijen in hun omgeving te weinig voedsel vinden, gaan ze niet verder zoeken, maar schakelen over op noodrantsoen. Midden in de zomer gaan ze leven zoals in de winter. Je hoeft niet gestudeerd te hebben, om te begrijpen dat dit slecht is voor de conditie van zo'n bijenvolk.
De conclusie van dit artikel is dan ook een beetje dubbel. Enerzijds moeten we niet bang zijn voor veranderingen in de biodiversiteit. Anderzijds kunnen we ongewenste en te snelle veranderingen in stedelijk gebied beter tegenwerken door meer groen in onze leefomgeving te introduceren. Meer groen is goed voor het welzijn van mensen, maar ook van alle planten en dieren die in onze omgeving leven. En dat hele plaatje zorgt er voor dat wij meer kunnen genieten van een soortenrijkdom in onze steden. Ook mensen die hier geen oog voor hebben (of zeggen dat het ze niet 'boeit') profiteren onbewust van een rijke biodiversiteit. Zeg nauw zelf, het is toch bijzonder als je zo'n kolibrievlinder in je achtertuin ontdekt.
Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn
Blijf op de hoogte en abonneer je op de nieuwsbrief: http://eepurl.com/bRSGNP
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.