Nu er net in record tempo drie flinke stormen over ons land geraasd zijn, liggen her en der bomen omvergewaaid. Omvallende bomen kunnen behoorlijke schade veroorzaken en zelfs levens eisen, zoals recent in Amsterdam. Dan komen er natuurlijk vragen op, zoals: "Was het niet te voorzien, dat die boom om zou gaan?" En ook: "Waarom waait de ene boom om en blijft de ander staan?" Globaal kun je stellen dat de meeste bomen wel een windstootje kunnen verdragen, maar een minder vitale boom grotere kans heeft om met een flinke wind tegen de vlakte te gaan. Alleen is het vaststellen c.q. voorspellen van die mogelijkheid nog niet zo eenvoudig. Bomen zijn complexe wezens.
Foto: Pixabay |
Omdat stadsbomen kwetsbaar zijn worden ze regelmatig gecontroleerd door boomspecialisten. Dat gebeurt minimaal ééns in de vijf jaar. De bomen ondergaan dan doorgaans een visuele inspectie (VTA genoemd) en als daar aanleiding voor is, kan men ook een trekproef uitvoeren of met speciale apparatuur binnenin de boom kijken. De bodem en het wortelstelsel zijn wat moeilijker te controleren, maar ook daarvoor bestaan mogelijkheden.
Of het onder de grond goed gaat is vaak al aan de kroon, de ontwikkeling van bladeren, te zien. Het bodemleven is heel belangrijk voor de boom, want de wortels hebben onder andere schimmels nodig om voeding uit de bodem te halen. Deze schimmels helpen de boom ook met de communicatie met andere bomen en, als dat nodig zou zijn, het delen van voedsel met soortgenoten die het even moeilijk hebben. Bomen hebben de dichtbij staande soortgenoten nodig om vitaal te blijven en dat is een dilemma. Teveel van één soort, die vaak ook nog van één en dezelfde moederboom gekloond zijn, maakt de hele rij bomen kwetsbaar voor ziekten en plagen. Maar er is binnen de steden vaak niet genoeg ruimte om én veel soorten dicht bij elkaar te planten én rijen met diverse soorten af te wisselen.
Laat bomen in hun natuurlijke vorm waardig oud worden.
Boomverzorgers controleren de bomen dus regelmatig op vitaliteit. Ze letten op de kwaliteit van de kroon, of er zwakke plekken zitten in takken en aanhechtingen, op dor hout in de kroon en op de aanwezigheid van parasitaire schimmels. Denk aan paddenstoelen als de honingzwam, de reuzenzwam of de eikhaas. Als zulke vruchtlichamen aan de stam of de bodem rondom de boom zichtbaar worden moet men zich realiseren, dat die schimmels dan al zo'n 10-15 jaar in de boom zitten. Snel ingrijpen kan de boom soms nog redden, maar vaak is het dan al te laat.
In steden is wateroverlast en droogte een groot probleem voor bomen. In het ene geval kunnen de wortels verdrinken in de verzadigde grond, waardoor ze gemakkelijker omver waaien. In het andere geval sterven de wortels versneld af en vermindert de hechting eveneens. Anders dan veel mensen denken, gaan wortels doorgaans niet dieper dan een meter de grond in. Sommige soorten, zoals beuken wortelen zelfs nog minder diep, echt oppervlakkig.
Holle bomen zijn ook veilig
Holle bomen zijn meestal geen reden om in te grijpen. Wel om de boom in de toekomst extra aandacht te schenken. Bomen mogen rustig hol worden, sterker, het is een natuurlijk proces dat vaak goed is voor de boom en organismen die van en op de boom leven. Het levende deel van de boom bevindt zich direct onder de schors en aan de binnen- en buitenzijde vindt het watertransport plaats. Zolang die wand dik genoeg is, kan de boom normaal doorgroeien en oud worden. Ook stormen hoeven hem niet te deren.
Een probleem met stadsbomen is vaak, dat hun wortels te weinig ruimte krijgen. Dan kan de boom zich ook niet goed hechten. Bomen reageren op de gemiddeld sterkste windlast, door zich sterker te hechten met structuurwortels. Als echter een gebouw of andere bomen in de richting van de sterkste winden wegvallen, zal de boom zich moeten aanpassen. Dat kost tijd, bij bomen gaat alles langzaam. Als hij dan al wordt aangevallen door een storm is de kans groot dat hij omwaait. Zelfs als die boom er verder sterk en vitaal uitziet.
Soms besluit men om bomen stevig terug te snoeien, zodat de kroon minder windgevoelig is. Maar dat snoeien van bomen, b.v. kandelaberen, is erg jammer en in principe overbodig. Door de snoei zoekt de boom opnieuw balans en zal ook een deel van het wortelstelsel afstoten. Bomen worden daardoor juist minder stabiel en de snoeiwonden vormen een risico op ziekten. OK, stadsbomen moeten tot ongeveer 4,5 meter hoogte een takvrije stam hebben. Maar daarvoor kunnen straatbomen beter op jonge leeftijd voorbereid worden, dan op latere leeftijd te dikke takken wegzagen. Laat bomen in hun natuurlijke vorm waardig oud worden. Dan is het risico van omvallen beduidend minder en ze leveren ons mensen meer gezondheid en welzijn bevorderende diensten.
Deze blog is een voortzetting van het boek Duurzaam groen en welzijn - Gratis voor donateurs van Stichting Groen Weert. (www.groenweert.nl).
Deel dit bericht met je netwerk via onderstaande buttons.